Herinner je, lichaam (50 jaar terug) – kort verhaal

Keith Haring
Keith Haring

Herinner je, lichaam

We lagen op het mos, ik voelde de wereld om z’n as tollen. We waren uitgeput, volkomen overgeleverd aan onze onstuimige ademhaling. Onze lichamen waren één geworden, alsof we plotseling een Siamese tweeling waren door wat we hadden gedaan. Natuurlijk, het was maar een ogenblik, niet langer dan tien seconden, maar door de overweldigende neerwaartse druk van het moment leek het een eeuwigheid.

Ik wist dat ik dit moment nooit meer zou vergeten. Dat bewustzijn verlamde me. We waren beiden deel geworden van een gezamenlijke toekomst, zo wist ik. Ons verleden had ons hiertoe gedwongen. In dit heden hoorden wij bij elkaar en dat zou altijd zo blijven, was mijn heilige overtuiging. Hoe was dat zo gekomen? Het raadsel is lastig te ontrafelen, ook nu nog.

Alle geluid verdroogde

Het mos voelde stug en droog aan. De zon drong moeizaam tussen de takken van de hoge bomen boven ons door. Het was in het begin van de zomer. We waren op schoolreisje naar de Veluwe, misschien op een tussenstop naar de Piramide van Austerlitz, misschien was het in de buurt van Nunspeet? Ik weet het niet meer. Wat weet ik nog wel? De klas met Amsterdamse jongens was de bus uitgelaten aan de rand van een open plek in het bos. De meeste jongens renden vol branie door de eindeloze zandvlakte achter een bal aan. De kreten van hun spel drongen door tot op onze schuilplek achter de struiken, op een kleine heuvel, waar de akoestiek plotseling alle geluid verdroogde tot zijn magere essentie. Als je niet oppaste moest je er fluisteren van ontzag en verlegenheid.

Die sensatie herkende ik van de zeldzame bezoeken aan de biechtstoel in de kerk, waar ik mijn niet bestaande zonden moest opbiechten aan een anonieme kapelaan. Vaak wist ik helemaal niets te verzinnen, dan fluisterde ik dat ik wel eens had gelogen of een appel had gestolen bij de groenteboer op de hoek, gewoon om zo snel mogelijk weer weg te kunnen, weg van die enge man in die lange zwarte jurk. Maar hier op het mos wilde ik helemaal niet snel weg, integendeel, ik had er altijd willen blijven. Mijn vriendje maakte ook geen aanstalten te vertrekken. We lagen naast elkaar, luisterden naar de stilte en keken naar de boomtoppen die zwart afstaken tegen de oneindig blauwe lucht.

Twaalf jaar

Vóór dat moment hadden we liggen stoeien. Hij hijgde meisjesachtig en giechelde van plezier. We knepen elkaar in het kruis. In het begin van het spelletje beschermden we ons nog tegen de aanvallen van de ander, maar al snel konden onze snelle, felle vingers hun werk vrijuit doen. Nu weet ik hoe je dat moet noemen: elkaar opgeilen. Toen waren daar nog geen woorden voor. We kenden de bewegingen van de liefde nog niet. Er zat iets hards en gevoeligs in mijn broek. Zijn kruis voelde warm en zweterig aan, bijna ondanks de koppige stijfheid van zijn jongenspik. We hadden onze kleren aangehouden. Wie had ons kunnen vertellen dat hetzelfde spelletje naakt nog meer plezier zou kunnen opleveren? Ik zweefde van geilheid. Het gevoel zelf was nog niet eens onderkend. Van klaarkomen wisten we niets. We waren er te jong voor, twaalf jaar, en tegelijkertijd wees alles in onze leeftijd naar dat moment van groei en onontkoombare lichaamsontdekking. Het moest er eens van komen.

Een prooi

Op het moment dat ik hem wilde en kon overmeesteren keek ik hem aan. Zijn lichaam lag open voor me, als een prooi klaar voor de dodelijke finale van de jacht. Hij keek mij aan, smekend of met stomheid geslagen? Ik twijfel, ook nu nog, over het antwoord op die vraag. Ik wist niet meer hoe het verder moest. Onze ogen herkenden onze gelijkheid, het was een blik van verstandhouding. Twee Amsterdamse jongens, even oud, even sterk. Hij bleef wachten op iets van mij, waarvan ik niet wist wat het moest zijn. Hij was overgeleverd aan mijn lust zoals ik het was aan de zijne. Het verschil tussen ons was, dat hij zich liet overmeesteren. Ik moest het doen. Ik deed het niet. Ik voelde teveel ontzag voor dit korte en eeuwige moment, waarop ons lichaam voor het eerst en voor altijd het middelpunt van de wereld was.

Jongens voor jongens. De herkenning was totaal. Ik ging naast hem liggen en luisterde naar hoe onze ademhaling tot rust kwam. We hebben er ook later geen woorden aan vuil gemaakt, de oorverdovende stilte zei genoeg. Wij hoorden bij elkaar, voor altijd. Robby en ik.

 

Michiel Bollinger.

Dit verhaal was onderdeel van mijn  feuilleton Voorbijgangers,

gepubliceerd in Gay News 1999-2000.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.